21 Jan Afname volume thalamus bij patiënten met een motorische conversiestoornis
Afname volume thalamus bij patiënten met een motorische conversiestoornis
Bron: artikel is afkomstig van solk.nl
Bij een conversiestoornis zijn er neurologische symptomen zonder dat er sprake is van een neurologische aandoening, in de zin van aantoonbare structurele neurologische afwijkingen. Conversieklachten worden veelal beschouwd als psychogeen veroorzaakt. Patiënten hebben zelf geen bewuste invloed op deze klachten. Aangenomen wordt dat deze patiënten een normale hersenanatomie hebben en de klachten kunnen somatisch onvoldoende of niet verklaard worden. Deze klachten worden door neurologen vaak “functioneel” genoemd.
Dit onderzoek richt zich op de vraag of er toch subtiele neuroanatomische afwijkingen zijn bij patiënten met een conversiestoornis. In het verleden werd een verminderd volume van de thalamus, nucleus caudatus en nucleus lentiformis gevonden bij twaalf patiënten met een halfzijdige conversieve verlamming ten opzichte van een controle groep. Om dit volumeverschil te bevestigen werden hoge resolutie magnetic resonace imaging (MRI)-scans gemaakt. Gebieden die onderzocht werden waren de thalamus en basale ganglia. Als extra gebied werd de amygdala onderzocht vanwege haar verbindende rol van emotionele processen met het motorische systeem, mogelijk van belang in de etiologie van conversiestoornissen.
Veertien patiënten met een motorische conversiestoornis werden vergeleken met 31 gezonde controles. De klachten waren gemiddeld 14 maanden aanwezig en alle patiënten waren symptomatisch ten tijde van de MRI-scan. Bij de patiëntengroep was er sprak van een verminderd intracraniëel volume en werd er bilateraal een significant kleiner volume gevonden van de thalamus ten op zichte van de controlegroep. Na correctie voor het verminderde intracraniële volume, bleef dit verschil statistisch significant aanwezig voor de linker thalamus en net niet significant voor de rechter thalamus. Ook was het volume van de linker nucleus lentiformis. statistisch significant verminderd bij de patiëntengroep. Voor de overig gebieden werden geen verschillen gevonden. Er bleek geen relatie te zijn tussen thalamus volume en hand dominantie, lateralisatie, duur of ernst van klachten.
Deze resultaten zouden kunnen wijzen op neuro-anatomische veranderingen als een primair etiologisch proces bij een conversiestoornis, passend bij de bekende invloed van de thalamus op motorische output. Verondersteld wordt dat de thalamus een rol speelt bij initiëren van willekeurige bewegingen en de subjectieve ervaring van inspanning en wilskracht.
Het gevonden verschil in thalamusvolume zou ook een secundair effect kunnen zijn van de conversiestoornis zelf, bijvoorbeeld door verminderd gebruik van een ledemaat. Chronische immobiliteit van een lichaamsdeel zou het thalamusvolume kunnen verkleinen, zoals ook wordt gezien na een amputatie. Auteurs geven hierbij wel aan dat in de praktijk bij patiënten met een conversiestoornis niet altijd een ernstige langdurige immobiliteit wordt geobserveerd. Of dit ook geldt voor de patiënten in deze studie is echter niet onderzocht. Bovendien laat deze studie geen verband zien tussen mate van volumevermindering en duur of ernst van symptomen.
Grotere, longitudinale structurele MRI-studies zijn nodig om deze bevindingen te bevestigen en uit te zoeken of deze verandering primair of secundair is aan de conversiestoornis. Als er inderdaad sprake is van een primair proces, zou dit onze huidige kennis wat betreft de etiologie van conversiestoornissen vergroten. Mogelijk wordt er op dit moment te makkelijk onderscheid gemaakt tussen functioneel en structureel.