25 Jan Hoge prevalentie complementaire en alternatieve geneeswijzen bij CVS
Hoge prevalentie complementaire en alternatieve geneeswijzen bij CVS
Bron: artikel is afkomstig van solk.nl
Het chronische vermoeidheidsyndroom (CVS) wordt gekarakteriseerd door persisterende moeheid, spierpijn en een range aan andere symptomen. In de klinische praktijk blijken patiënten met CVS dikwijls complementaire of alternatieve geneeswijzen te gebruiken. Dit geldt overigens ook voor patiënten met andere chronische aandoeningen.
Complementaire of alternatieve geneeswijzen (CAG) zijn moeilijk te definiëren omdat ze context- en cultuurafhankelijk zijn. Voorbeelden bij CVS zijn massage, homeopathie, acupunctuur en kruiden- of voedingssupplementen. Bij CAG is er geen algemeen aanvaard wetenschappelijk bewijs van geneeskundige effectiviteit. Redenen dat patiënten met CVS deze behandeling toepassen kunnen legio zijn: het gevoel zelf iets aan eigen gezondheid te kunnen doen, positieve verwachtingen over het effect van de behandeling, het uitblijven van (effect van) een reguliere behandeling, of alles willen proberen en het idee ‘baat het niet dan schaadt het niet’.
De PACE-trial vergelijkt vier verschillende niet-medicamenteuze behandelingen in de tweede lijn in een groep van 640 patiënten met CVS. Het huidige artikel was gebaseerd op data uit de PACE-trial, maar specifiek gericht op het gebruik van CAG. In het begin van de trial gebruikte 70% van de patiënten met CVS een vorm van CAG. In totaal 31% zag een CAG behandelaar en 64% nam CAG medicamenten. Met name vrouwen, zij die lid waren van een CVS patiëntenvereniging en hoogopgeleiden gebruikten CAG.
Een jaar lang werden deze patiënten gevolgd. Er waren geen statistisch significante verschillen in moeheid aan het begin en het einde van de het onderzoek tussen patiënten met CVS die CAG toepasten versus zij die dit niet deden. Ook was er geen klinisch relevante associatie met andere uitkomstmaten, zoals het niveau van functioneren. Het was opvallend dat er geen verschil was tussen CAG toegepast met of zonder behandelaar. Dit is opvallend omdat vaak gedacht wordt dat een goede behandelrelatie, ongeacht de inhoud van de behandeling, bijdraagt aan verbetering.
Opgemerkt dient te worden dat dit geen gerandomiseerde geblindeerde trial was betreft CAG. De patiënten die CAG gebruikten deden dat al voor de trial. Het kan dus niet uitgesloten worden dat een effect van CAG al had plaatsgevonden. Echter, in een eerdere systematische review naar CAG bij CVS (Alreak e.a. 2011) werd geconcludeerd dat er weinig bewijs is voor een effect van deze behandelingen. Omdat deze studies altijd naar de volledige groep met CVS heeft gekeken, sluit het natuurlijk niet uit dat op individueel niveau een patiënt baat gehad kan hebben bij CAG.
Dit onderzoek laat in ieder geval zien dat het gebruik van CAG zeer veel voorkomt bij patiënten met CVS. Auteurs bevelen aan dit dan ook altijd met patiënten te bespreken, om hun motivatie te leren kennen en eventuele interacties met andere behandelingen te onderzoeken. Patiënten kunnen geïnformeerd worden dat het gebruik van een CAG in het algemeen weinig effect op de klachten zal hebben.
Lewith G, Stuart B, Chalder T, McDermott C, White PD. Complementary and alternative healthcare use by participants in the PACE trial of treatments for chronic fatigue syndrome. J Psychosom Res. 2016 Aug;87:37-42.