Motivatie als voorspeller van behandeluitkomst bij patiënten met een somatisch-symptoomstoornis

Motivatie als voorspeller van behandeluitkomst bij patiënten met een somatisch-symptoomstoornis

Bron: artikel is afkomstig van solk.nl

De meest voorkomende behandelingen die beschikbaar zijn voor patiënten met ernstige SOLK kunnen we onderverdelen in psychologische, lichaamsgerichte en farmacologische behandelingen. Cognitieve gedragstherapie (CGT) is het meest onderzocht. In een meta-analyse blijkt het effect van CGT klein tot middelmatig (Kleinstäuber e.a., 2011; van Dessel e.a., 2014). De grote heterogeniteit binnen patiënten met een somatisch-symptoomstoornis kan één van de oorzaken zijn van het gemiddeld matige behandeleffect. Het zou helpen als we wisten welke factoren voorspellend zijn voor de kans bij wie een behandeling geen of juist een groot effect heeft, zoals patiëntgebonden factoren als leeftijd, geslacht, type lichamelijke klacht, mate van somatische fixatie of behandelingsfactoren als type, duur of intensiteit van de therapie.

Auteurs van onderstaande studie besloten te onderzoeken wat de rol van motivatie is in het gevonden behandeleffect. Ze stellen dat bij de behandeling van somatisch-symptoomstoornis motivatie begrijpelijkerwijs af kan nemen als de lichamelijke klachten tijdens de behandeling erger worden of als er twijfel blijft over een mogelijke somatische oorzaak. Om motivatie te conceptualiseren gebruiken auteurs het zgn. ‘transtheoretische model’. In dit model worden de volgende fases onderscheiden: precontemplatie fase: patiënten hebben geen wens tot therapeutische verandering; contemplatie fase: er is ambivalentie over therapeutische verandering; actie fase: focus is op actief werken aan therapeutische verandering; onderhoudsfase: focus is op terugvalpreventie.

In totaal 84 klinisch opgenomen patiënten met een somatisch-symptoomstoornis in verschillende fasen van de behandeling werden onderzocht. De behandeling was multidisciplinair en bestond onder andere uit CGT. Ze pasten een subschaal van de University of Rhode Island Change Assessment-Short (URICA-S) toe om motivatie fases te meten. Daarnaast werden behandeluitkomsten betreffende de lichamelijke klachten gemeten. Hogere scores op de URICA-S in de beginfase (en ook midden- en eindfase) van de behandeling bleken geassocieerd met slechtere behandeluitkomsten: dit ging wel alleen om de score op de onderhoudsfase. Een hoge score op de onderhoudsfase is geassocieerd met slecht kunnen omgaan met terugval. Hierin staan items als gevoelens van frustratie en eerdere ervaringen verbeteringen niet te kunnen handhaven.

Auteurs concluderen dat een ambivalente of lage motivatie een voorspeller is van een slechtere behandeluitkomst. Dit lijkt te breed geïnterpreteerd, omdat enkel een laag niveau van verbetering kunnen handhaven het uitblijven van behandeleffect voorspelde. Het is nog onbekend of dit ook in andere settings (bijvoorbeeld bij een ambulante behandeling) geldt. Het is ook nog niet bekend of interventies om motivatie te vergroten of verstevigen vóór het starten van een behandeling, of meer specifiek aandacht voor terugvalpreventie gedurende de gehele behandeling, ook leiden tot betere behandeluitkomsten.

Mander J, Schaller G, Bents H, Dinger U, Zipfel S, Junne F. Increasing the treatment motivation of patients with somatic symptom disorder: applying the URICA-S scale. BMC Psychiatry. 2017 Jul 3;17(1):240.