30 Jun Posttraumatische stress-klachten bij patiënten met een functioneel-neurologisch-symptoomstoornis
Posttraumatische stress-klachten bij patiënten met een functioneel-neurologisch-symptoomstoornis
Bron: artikel is afkomstig van ALKnieuws.nl
Een functioneel-neurologisch-symptoomstoornis (FNS) is een motorische of sensorische verstoring, die niet verklaard kan worden vanuit een neurologische of andere somatische aandoening. Hierbij kan gedacht worden aan verlammingsverschijnselen, wegrakingen of abnormale schokkende bewegingen.
In de DSM-IV was één van de classificatie-criteria van een FNS dat er een relatie was tussen het begin of verergeren van FNS en psychische factoren. Echter bij lang niet bij alle patiënten met een FNS is er sprake van uitlokkende psychische factoren, zoals traumata of ernstige stressoren (Ludwig e.a., 2018). Bovenstaand criterium is dan ook niet meer opgenomen in DSM-5. Er is echter nog weinig bekend of de mate van aanwezigheid van trauma geassocieerd is met het type FNS.
Gray en collega’s (2019) hebben onderzoek gedaan naar de associatie tussen trauma en FNS, door de mate van symptomen passend bij een Posttraumatische Stressstoornis (PTSS) te onderzoeken bij patiënten met FNS. Hierbij is tevens specifiek gekeken naar de verschillen in de mate van PTSS-symptomen tussen de verschillende types FNS, zoals tussen Psychogene-Niet-Epileptische-Aanvallen (PNEA) en bijvoorbeeld motorische vormen van FNS. In totaal hebben 430 patiënten met FNS meegewerkt aan het onderzoek, waarvan 241 een type met PNEA hadden. De deelnemers werden gerekruteerd via neurologen, waarbij de voorwaarde was dat de patiënt gediagnosticeerd was met FNS en bereid was psychotherapie te volgen.
Uit dit onderzoek bleek dat bij 60.7% van de patiënten er sprake was van een dermate hoge score op PTSS-symptomen, dat deze waarschijnlijk indicatief is voor een PTSS. De patiënten met een hoge score op PTSS-symptomen waren vaker alleenstaand, hadden minder vaak een baan en ervoeren een lagere kwaliteit van leven. Er werd geen verschil gevonden in de scores op PTSS-symptomen tussen PNEA en andere vormen van FNS. Dit verbaasde de auteurs, omdat dit afwijkt van eerdere onderzoeken waarbij PNEA wordt geassocieerd met meer traumata in de voorgeschiedenis (zie bijvoorbeeld een kleinere studie eerder beschreven op SOLK.nl van Ekanayake e.a., 2017)
Op basis van de resultaten concluderen de auteurs dat er onder patiënten met FNS een hoge prevalentie is van symptomen die kunnen duiden op PTSS. Dit sluit aan bij eerder onderzoek, namelijk dat er een associatie lijkt te zijn tussen trauma en de ontwikkeling van FNS. Overigens is het de vraag of de schatting 60.7% niet aan de hoge kant is, omdat er selectiebias kan zijn opgetreden. Patiënten bij wie door de neuroloog FNS werd vastgesteld en die geen psychotherapie wilden (bijvoorbeeld omdat ze geen psychische klachten ervoeren) waren immers uitgesloten van dit onderzoek.
De auteurs adviseren dat behandelaren alert zijn op mogelijke PTSS bij patiënten met FNS. Omdat in de praktijk soms nog steeds de overtuiging heerst dat er sprake moet zijn van trauma, blijft het daarnaast ook van belang te realiseren dat een groot deel van de patiënten met FNS geen aanwijzingen heeft voor trauma of PTSS. Tot slot lijkt voor de toekomst meer onderzoek naar verschillen in co-morbiditeit en effectiviteit van verschillende behandelingen tussen typen FNS relevant.
Lieke Alink,
GZ-psycholoog i.o. bij het Specialistisch Centrum SOLK & Somatisch-symptoomstoornissen, Dimence.