24 Jan Psychologisch functioneren van mensen met chronische pijn
Psychologisch functioneren van mensen met chronische pijn
Bron: artikel is afkomstig van solk.nl
Chronische pijn komt veel voor. Ongeveer 20% van de wereldbevolking heeft op drie of meer dagen in de week last van pijn, gedurende meer dan drie maanden. Lage rugpijn is de meest voorkomende vorm van chronische pijn. Pijnklachten hebben een negatieve invloed op het functioneren op het werk en in het privéleven en verminderen de kwaliteit van leven. Daarnaast doen mensen met chronische pijn vaker een beroep op de gezondheidszorg en hebben ze vaker psychologische problemen.
De beleving van pijn interacteert op complexe wijze met fysieke factoren, psychologische factoren en omgevingsfactoren. Deze veel onderzochte psychologische factoren zijn bijvoorbeeld verminderd ervaren zelfeffectiviteit, verlaagde stemming of schaamte. Er zijn wisselende bewijzen gevonden voor de relatie tussen chronische pijn en angst- en stemmingsstoornissen.
De meeste onderzoeken focussen voornamelijk op specifieke diagnoses als fibromyalgie en neuropathische pijn of op specifieke subgroepen zoals ouderen of patiënten waarbij een ongeluk luxerend was voor de pijnklachten. Echter, zo’n 65% van de patiënten met chronische pijn heeft geen specifieke diagnose en bij 33% is er geen specifieke aanleiding voor de klachten. In deze systematische review is daarom de nadruk gelegd op de beleving van patiënten met chonische pijn, ongeacht de oorzaak ervan. Er is onderzocht welke psychologische problemen zich voordoen en of dit overeenkomt met de veronderstelling dat chronische pijn leidt tot meer depressie en angstklachten.
In vier databases (PsychInfo, Scopus, PubMed en The Cochrane Library) werd gezocht naar publicaties over psychologisch functioneren bij chronische pijn. Onderzoeken werden in de meta-analyse geïncludeerd als ze voldeden aan de volgende criteria: (1) De leeftijd van onderzochte personen was 16 jaar of ouder; (2) Er was sprake van chronische pijn; (3) Er was een gezonde controlegroep geïncludeerd; (4) Psychologisch functioneren werd gemeten aan de hand van gevalideerde vragenlijsten; (5) De publicatie was Engelstalig en bevatte de kwantitatieve data; (6) Het betrof geen case study. Onderzoeken over ziekten waarbij een somatische verklaring voor de pijn bestond, werden uitgesloten van deze meta-analyse.
Vergeleken met de gezonde controlegroep rapporteerden de mensen met chronische pijn in elk geïncludeerd onderzoek meer depressie en angstklachten. De verschillen per studie varieerden van matig tot zeer groot, maar waren allen statistisch significant. Angstklachten kwamen vaker voor dan depressie. Wat betreft bezorgdheid en angst over pijn, werden significante grote tot zeer grote verschillen gevonden tussen de gezonde groep en de groep met chronische pijn. Hetzelfde gold voor de neiging tot somatiseren die significant veel vaker voorkwam bij mensen met chronische pijn. Verder werd in acht studies ook gekeken naar boosheid en vijandigheid: er werd een matige toename gezien bij mensen met chronische pijn, maar de resultaten varieerden enorm, afhankelijk van de gebruikte vragenlijst. Ten slotte deden een aantal studies onderzoek naar zelfeffectiviteit, zelfvertrouwen en algemeen emotioneel functioneren. Deze waren allen verminderd bij mensen met chronische pijn, waarbij vooral een forse afname in zelfeffectiviteit werd gerapporteerd, met name als het ging om grip krijgen op de pijnklachten en kunnen blijven functioneren ondanks de klachten.
De resultaten uit deze meta-analyse laten zien dat chronische pijn allerlei domeinen van het psychisch functioneren kan aantasten. Wat opvalt is dat de zelfeffectiviteit t.o.v. de pijnbeleving fors verminderd is bij mensen met chronische pijn. En verder blijkt dat angstklachten, zowel algemene angst als pijnspecifieke angst, vaker voorkomen dan depressie. Deze uitkomst wordt ondersteund door eerder onderzoek (McWilliams e.a. 2004) waarin ook een sterkere associatie tussen pijn en angst werd gevonden dan tussen pijn en depressie.
Huidige (CGT) behandelingen van chronische pijn houden vaak al rekening met psychologische instandhoudende factoren en nemen deze als aanknopingspunt. De beschreven bevindingen ondersteunen dergelijke behandelingen en rechtvaardigen meer aandacht in de behandeling voor angst en voor verminderde zelfeffectiviteit.
Referenties