22 Jan Suïcidaliteit bij SOLK en somatisch-symptoomstoornis
Suïcidaliteit bij SOLK en somatisch-symptoomstoornis
Bron: artikel is afkomstig van solk.nl
Suïcide, en de preventie van suïcide, zijn onderwerpen frequent in de media aan bod komen, zowel ervaringsverhalen van patiënten of naasten als vanuit het professionele perspectief. Daarnaast wordt er ook door ervaringsdeskundigen, professionals en de maatschappij over een langdurige doodswens bij ondraaglijk en uitzichtloos lijden gedebatteerd, bijvoorbeeld in het kader van euthanasieverzoeken en het bestaan van de Levenseindekliniek.
In de ‘Multidisciplinaire richtlijn diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag’ (2012) wordt de term ‘suïcidaal gedrag’ gedefinieerd als ‘het geheel aan gedachten, voorbereidingshandelingen en pogingen die een zekere intentie uitdrukken om zichzelf te doden.’ Het hebben van suïcidale ideaties betekent actief denken aan of overwegen van zelfmoord. De intentie van suïcidaal gedrag is niet altijd eenduidig vast te stellen en kan ook variëren in de tijd. Motieven voor suïcidaal gedrag kunnen sterk uiteenlopen. Het kan een langdurige wens om dood te gaan betreffen, een gevoel het leven niet langer aan te kunnen, een behoefte om te ontsnappen uit een als ondraaglijk ervaren situatie, een uiting van de behoefte om anderen iets duidelijk te maken of ineens impulsief en zonder veel voorafgaand overwegen optreden. Niet zelden is er sprake van een wanhoopsdaad, een onvrije keuze waarbij de patiënt zich gedreven voelt door de omstandigheden of door onmacht (van Hemert e.a., 2012).
Het is aangetoond dat het relatieve risico van suïcide sterk verhoogd is bij patiënten met stemmingsstoornissen, anorexia nervosa en misbruik van sedativa, opioïde pijnstillers en bij polydrugsgebruik. Suïcidaliteit specifiek bij patiënten met somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten (SOLK) of somatisch-symptoomstoornissen is weinig onderzocht (Giupponi e.a., 2018), en staat ook niet beschreven als risicofactor in de bovengenoemde multidisciplinaire richtlijn.
In de multidisciplinaire richtlijn staat wel als risicofactor genoemd ‘het verlies van gezondheid door een ernstige lichamelijke aandoening en het uitzicht op een verkorte levensverwachting en/of verminderde kwaliteit van leven’. Dit is bijvoorbeeld gevonden bij kanker, multiple sclerose, chronische pijn en hiv/aids, maar weer niet voor de ziekte van Parkinson, amputaties, diabetes mellitus, reumatoïde artritis en herseninfarcten. Uit diverse onderzoeken komt naar voren dat andere factoren, zoals de leeftijd waarop deze aandoeningen zich openbaren en co-morbide depressieve stoornis, het verhoogde suïciderisico ten dele verklaren. Het is bekend dat SOLK net zulke ernstige beperkingen geven als verklaarde somatische klachten, en het zou dus logisch zijn te onderzoeken of dit type verlies van gezondheid ook onder deze risicofactor te scharen valt.
Bij het zoeken in de wetenschappelijke literatuur, kwam ik enkele onderzoeken tegen die een beeld kunnen schetsen van de associatie tussen SOLK en suïcidaliteit:
Bij een screening van 1645 patiënten in de huisartspraktijk (142 patiënten hadden een somatoforme stoornis conform DSM-IV), dat bijna een kwart van de patiënten met een somatoforme stoornis suïcidale ideaties bleek te hebben. Deze suïcidale ideaties ontwikkelden zich meestal na het ontstaan van de lichamelijke klachten. In totaal 18% had een suïcidepoging gedaan. Voorspellende factoren bleken co-morbide depressieve klachten en disfunctionele ziekte-overtuigingen (Wiborg e.a., 2013).
In de tweedelijns polikliniek voor patiënten met angst-, stemmings- en somatoforme klachten bleek dat vooral de patiënten met stemmingsklachten, meerdere diagnoses, slechter algemeen dagelijks functioneren en psychotrauma in kindertijd (zoals verwaarlozing of misbruik) een verhoogd risico op het ervaren van suïcidaliteit hadden (Carlier e.a., 2016). Hierbij werd niet specifiek onderzocht wat de rol van alleen een somatoforme stoornis was.
Bij patiënten met chronische pijn was er een associatie tussen de pijnscore en suïcidaal gedrag. Bij patiënten zonder pijn, was er bij 2.7% sprake van suïcidale ideaties en bij 0.2% van een suïcidepoging. Bij patiënten met extreme pijn, was er bij 11.5% sprake van suïcidale ideaties en bij 2.4% van een suïcidepoging. Deze associatie leek deels, maar niet volledig, bepaald te worden door co-morbide psychiatrische- en persoonlijkheidsstoornissen (Jacob e.a., 2018). Suïcidaliteit bij chronische pijn was dus niet alleen te wijten aan psychiatrische co-morbiditeit.
Een voor de hand liggend verklaringsmechanisme is het lijden dat patiënten ervaren door hun lichamelijke klachten. Er zijn ook nog andere verklarende mechanismen geopperd, zoals bijvoorbeeld problemen met regulatie van woede. In een studie in de tweede lijn werden 155 ambulante patiënten met een somatoforme stoornis onderzocht. In totaal 12.9% had ooit een suïcidepoging gedaan gedurende het gehele leven. Bij 33.6% was er nog sprake van actuele suïcidale ideaties. Bij patiënten met een somatoforme stoornis die suïcidepogingen hadden gedaan, waren er hogere scores op psychologische stress, alexithymie (het onvermogen om gevoelens te herkennen en onder woorden te brengen) en op het ervaren van boosheid (Kämfer e.a., 2016).
Concluderend zijn er dus aanwijzingen dat het ervaren van chronische lichamelijke klachten, ook in het kader van een somatoforme stoornis, geassocieerd is met een hoger risico op suïcidaliteit en suïcidepogingen – ook als er geen sprake is van een co-morbide stemmingsstoornis. Dit komt overeen met klinische ervaring, maar staat nog niet als zodanig beschreven in de multidisciplinaire richtlijn betreft suïcidaliteit. Aandacht voor (en uiteraard het serieus nemen van) suïcidaliteit bij patiënten met SOLK en somatisch-symptoomstoornissen lijkt me dus vereist.
Referenties