16 okt Voorspellende patiëntkenmerken voor behandeleffect van cognitieve gedragstherapie bij Aanhoudende Lichamelijke Klachten
Voorspellende patiëntkenmerken voor behandeleffect van cognitieve gedragstherapie bij Aanhoudende Lichamelijke Klachten
Bron: artikel is afkomstig van ALKnieuws.nl
Auteur: Pauline Stokman
Cognitieve gedragstherapie (CGT) is de meest onderzochte, bewezen effectieve behandeling voor patiënten met Aanhoudende Lichamelijke Klachten (ALK). De behandeleffecten van CGT bij ALK zijn gemiddeld genomen echter slechts klein tot gemiddeld. Een veelbelovende ontwikkeling is het personaliseren van behandelingen. Een gepersonaliseerde behandeling wordt afgestemd op persoonlijke karakteristieken met als doel het verhogen van het behandeleffect. Omdat patiënten met ALK zeer van elkaar verschillen, is het aannemelijk dat personaliseren behandeleffecten kan verbeteren of juist voorspeld kan worden dat CGT niet geïndiceerd is. Het is echter nog onvoldoende bekend welke persoonlijke karakteristieken voorspellend zijn voor het behandelresultaat van CGT bij ALK.
In een systematische review en meta-analyse van 37 studies werd onderzocht of er voorspellende persoonlijke karakteristieken waren voor de behandeleffecten van CGT bij een aantal verschillende aandoeningen met ALK (Sarter e.a., 2021). Met name werd gekeken naar cognitieve en emotionele variabelen. Uitkomstmaten voor behandeleffect in deze studies waren scores op de intensiteit van de lichamelijke klachten en fysiek, sociaal of emotioneel functioneren.
Als belangrijkste uitkomst vonden de onderzoekers zes cognitieve en emotionele variabelen die allen een statistisch significant ongunstig effect hadden op het behandeleffect van CGT bij ALK. Deze variabelen waren: een comorbide angst- of stemmingsstoornis, catastroferen en zorgen maken om de klachten, neiging tot somatosensorische amplificatie en lage acceptatie van de klachten en zelfredzaamheid. Deze variabelen bleken sterker van invloed te zijn bij het behandeleffect van CGT voor het chronisch vermoeidheidssyndroom en prikkelbaredarmsyndroom, dan bij andere syndromen en stoornissen met ALK. Daarnaast was opvallend dat de attributie van symptomen (vooral naar een somatische of juist psychische oorzaak) niet van invloed was op het behandeleffect van CGT.
Op basis van deze resultaten adviseren de onderzoekers om, naast CGT, interventies aan te bieden die specifiek gericht zijn op klachtgerelateerde cognities en emoties. Zij adviseren op basis van dit onderzoek tevens interventies te overwegen als acceptance en commitment therapy, op mindfulness gebaseerde behandelingen, of interventies gericht op emotieregulatie.
De resultaten sluiten aan bij de wijze waarop CGT in Nederland toegepast wordt: bij patiënten met ALK wordt in een ggz en revalidatiesetting vaak met het gepersonaliseerde Gevolgenmodel gewerkt (van Rood e.a., 2011). In dit model wordt specifiek een hypothetische verklaring opgesteld over het uitblijven van herstel van een lichamelijke klacht bij een individuele patiënt. Naast CGT, als aangrijpingspunt voor het bevorderen van herstel, worden ook vaak andere interventies toegepast. Het is echter nog niet wetenschappelijk onderzocht of deze wijze van behandeling, die sterker is afgestemd op persoonlijke karakteristieken, ook daadwerkelijk effectiever is.
Pauline Stokman is GZ-psycholoog in opleiding tot klinisch psycholoog bij het Specialistisch Centrum SOLK & Somatisch-symptoomstoornissen (SCS&S), Dimence, Deventer.