Training helpt huisartsen met compassie en communicatie bij patiënten met functionele syndromen

pexels-pavel-danilyuk-8761642-806x393

Training helpt huisartsen met compassie en communicatie bij patiënten met functionele syndromen

Bron: www.alknieuws.nlAuteur: Peter Lucassen. 

Wat is bekend?
Functionele syndromen komen veel voor in de eerste lijn. Patiënten met functionele syndromen zijn uitdagend voor huisartsen omdat patiënten vaak aanhoudende lichamelijke klachten hebben in meerdere orgaansystemen. Het kan moeilijk zijn goed aan patiënten uit te leggen wat er aan de hand is of passende behandeling te adviseren. Er is vaker sprake van problemen in de arts-patiëntrelatie. Soms spreken huisartsen zelfs van ‘heartsink patients’ , een beladen term die de ervaren moedeloosheid en frustratie uitdrukt bij het zien van een patiënt op het spreekuur. Waar bij veel chronische ziekten het uitblijven van resultaat wordt verklaard vanuit de aandoening zelf, wordt bij functionele stoornissen falen in de behandeling vaak beleefd als persoonlijk falen door de arts of als onwil bij de patiënt. Dat kan de relatie extra onder druk zetten. Deze negatieve gevoelens kunnen bijdragen aan verlies van werkplezier en burn-out. Belangrijk om op te merken is dat deze negatieve gevoelens niet per se aan de patiënten liggen; ze zeggen meer iets over de worsteling van de arts. Ze hangen vaak samen met het sterke medisch-biologische model in de opleiding, gebrek aan scholing en een ervaren gebrek aan competentie bij de arts. Toch zijn het wél reële problemen in de praktijk, waar zowel artsen als patiënten last van hebben.

Recente richtlijnen laten zien dat een open en empathische arts-patiëntrelatie belangrijk is bij de behandeling van patiënten met functionele syndromen. Niet duidelijk is welke methode van scholing het beste is om de huisarts een gevoel van comfort te geven bij die behandeling. Hoewel er trainingsprogramma’s zijn voor communicatievaardigheden, zijn er geen programma’s die zich specifiek richten op het verbeteren van de negatieve gevoelens van huisartsen en op compassiemoeheid, waarbij compassiemoeheid gezien wordt als een sterk afgenomen motivatie om te zorgen voor patiënten met functionele syndromen.

Wat is de onderzoeksvraag?
Wat is volgens de deelnemers de impact van een door de onderzoekers ontwikkeld multimodaal trainingsprogramma, bestaande uit voordrachten over functionele syndromen, rollenspelen, bespreken van casuïstiek en aandacht voor compassiemoeheid.

Hoe werd het onderzoek gedaan?
De onderzoekers ontwikkelden het trainingsprogramma via de ADDIE methode (Analysis, Design, Development, Implementation, Evaluation). Het programma is verdeeld in 3 sessies van elke 2 dagen. De eerste sessie gaat over het stellen van de diagnose, de betekenis van de diagnose en de moderne inzichten over functionele syndromen met het doel de medische competentie van de deelnemers te verbeteren. De tweede sessie wordt gewijd aan empathie en het biopsychosociaal begrijpen van deze aandoeningen; in deze sessie besteden de deelnemers aandacht aan compassie-meditatie en rollenspelen waarbij het gaat om het ervaren en begrijpen van de eigen percepties en gevoelens over mensen met functionele syndromen. De derde sessie gaat over het leren om samen met de patiënt een plan te maken voor de behandeling. Het beoordelen van de impact van het programma op de deelnemers gebeurde met kwalitatief onderzoek middels individuele interviews en een focusgroep, waarvan de resultaten thematisch geanalyseerd werden.

Wat zijn de resultaten?
De 20 deelnemende huisartsen werkten grotendeels in stedelijk gebied. Het kwalitatieve onderzoek leverde 3 thema’s op: (1) het belang van het geven van een naam aan lijden waarbij het gebruik van pathofysiologische mechanismen helpend zijn en waardoor patiënten zich beter begrepen en gerustgesteld voelen; het stellen van de diagnose maakt het patiënten mogelijk te stoppen met zoeken naar ‘wat heb ik’ en geeft ruimte te zoeken naar oplossingen; (2) het belang van zelf-compassie voor artsen; de meeste deelnemers deden na de training niet meer aan compassie-meditatie, maar hadden wel meer aandacht voor rustmomenten en meer oog voor signalen van compassiemoeheid; (3) veranderingen in therapeutische attitude door een groter gevoel van competentie, beter afgestemd zijn op de patiënt, meer plezier in de consulten.

Conclusie
Het door de onderzoekers ontwikkelde trainingsprogramma is een veelbelovend instrument voor het verbeteren van de therapeutische houding van huisartsen bij de behandeling van patiënten met functionele syndromen. Een belangrijk element hierin is het specifiek richten op veranderen van gevoelens en stigma jegens deze patiënten bij artsen. Een beter geïnformeerde en compassievolle huisarts draagt eraan bij dat patiënten zich gehoord voelen en betere zorg krijgen.

Peter Lucassen is huisarts-onderzoeker aan de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde, Radboudumc, Nijmegen.

Referentie
Gonthier A, Linder A, Sommer J, Despland J-N, Ambresin G. Improving general practitoners’ approaches to functional somatic syndromes: a pilot training program with a focus on compassion and communication. BMC Med Educ 2025;25:87.



Cookies

Deze website maakt gebruik van cookies. Een cookie is een eenvoudig klein bestandje dat met pagina’s van deze website [en/of Flash-applicaties] wordt meegestuurd en door de browser op de harde schrijf van de computer wordt opgeslagen. De daarin opgeslagen informatie kan bij een volgend bezoek weer naar de servers teruggestuurd worden.

Deze website maakt gebruik van functionele en analytische cookies. Deze cookies worden gebruikt om de gebruikservaring te verbeteren en om inzicht te krijgen in bezoekersstatistieken. Cookies kunnen verwijdert worden via de instellingen van de browser.